ECLI:NL:GHAMS:2018:3293
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake erfbelasting en partnervrijstelling na overlijden van erflaatster
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, de zoon van de erflaatster, tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland over de aanslag erfbelasting. De erflaatster, de moeder van belanghebbende, overleed op 17 juli 2013. Belanghebbende heeft intensieve zorg aan haar verleend en was op het moment van overlijden ingeschreven op hetzelfde adres. De inspecteur van de belastingdienst legde een aanslag erfbelasting op voor een verkrijging van € 1.106.237, die later werd verminderd tot € 694.110 na bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. In hoger beroep is de vraag of belanghebbende recht heeft op de partnervrijstelling, die is bedoeld voor partners in de zin van de Successiewet 1956. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden voor de partnervrijstelling, omdat hij en de erflaatster bloedverwanten in de rechte lijn zijn. Het Hof stelt vast dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft en dat de keuze om onderscheid te maken tussen personen die wel en geen mantelzorgcompliment hebben ontvangen, niet van redelijke grond ontbloot is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.