In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WW-uitkering van appellant door het Uwv. Appellant ontving vanaf 1 september 2004 een WW-uitkering, waarbij hij een vrijlating van acht uur per week had vanwege zijn werkzaamheden als zelfstandige. Echter, uit een onderzoek bleek dat appellant op zijn werkbriefjes niet alle gewerkte uren had vermeld, wat leidde tot een schending van zijn inlichtingenplicht. De rechtbank oordeelde dat het Uwv bevoegd was om de WW-uitkering met terugwerkende kracht te herzien en een bedrag van € 56.472,84 terug te vorderen. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij niet op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat de herziening van de vrijlating naar 0,94 uur per week gerechtvaardigd was. De Raad vernietigde de eerdere besluiten van het Uwv en verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van 4 februari 2013 ongegrond. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.274,-.