ECLI:NL:CRVB:2014:4034
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens overschrijding van de vermogensgrens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die volgens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam sinds 1 januari 2006 eigenaar zou zijn van een woning in Marokko, waardoor zij de vermogensgrens zou hebben overschreden. De Raad heeft in een tussenuitspraak op 29 april 2014 het college opgedragen om de besluiten te motiveren, wat resulteerde in een nadere motivering van de besluiten van 26 januari en 24 februari 2012. Appellante heeft hierop gereageerd en betwist dat zij eigenaar is van de woning. De Raad heeft vastgesteld dat de onderzoeksbevindingen van het college onvoldoende zijn om te concluderen dat appellante sinds 1 januari 2006 eigenaar is van de woning. De Raad concludeert dat appellante in ieder geval vanaf 1 januari 2007 (mede)eigenaar was van de woning, maar dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat de bijstand over de periode van 1 januari 2006 tot 1 september 2006 terecht is ingetrokken. De Raad heeft het college opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar tegen het besluit van 21 november 2011 en heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.409,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.