ECLI:NL:CRVB:2014:3985
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en de gevolgen van ontvangen giften
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft de bijstandsverlening aan appellanten en de gevolgen van twee ontvangen giften in februari en maart 2010. De Raad heeft in een eerdere tussenuitspraak van 11 februari 2014 het dagelijks bestuur opgedragen om te beslissen over de wijze waarop deze giften in mindering kunnen worden gebracht op de bijstand. Het dagelijks bestuur heeft vervolgens op 24 maart 2014 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarin werd gesteld dat de giften geen specifieke bestemming hadden en dus konden worden aangewend voor de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Hierdoor werd geconcludeerd dat appellanten over februari 2010 geen recht op bijstand hadden, omdat het bedrag van de gift het normbedrag van de bijstand overstijgt, en dat er over maart 2010 een bedrag van € 750,- op de bijstand in mindering moest worden gebracht.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de giften uit het oogpunt van bijstandsverlening niet verantwoord zijn. Appellanten betoogden dat zij de giften hadden ontvangen in een periode waarin zij geen bijstand of ander inkomen hadden, maar de Raad oordeelde dat de giften niet konden worden gerelateerd aan een specifiek doel en dat appellanten deze giften ten behoeve van hun levensonderhoud hadden kunnen inzetten. Dit leidde tot een bestedingsniveau dat het gebruikelijke bijstandsniveau overstijgt.
De Raad heeft het beroep tegen het besluit van 30 augustus 2012 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd, maar het beroep tegen het besluit van 24 maart 2014 ongegrond verklaard. Tevens is het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 243,50. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.