ECLI:NL:CRVB:2014:3707
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant, die zich ziek had gemeld met klachten van migraine en familiaire mediterrane koorts. Appellant ontving eerder een WAO-uitkering, maar deze was herzien naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. Het Uwv heeft op basis van een medisch onderzoek geconcludeerd dat appellant per 26 juni 2012 weer geschikt was voor zijn werk, wat leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen onzorgvuldigheid was bij de totstandkoming van het medisch rapport. Hij stelt dat zijn hoofdpijnklachten, die als migraine zijn gediagnosticeerd, niet voldoende zijn meegewogen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de informatie in het dossier geen aanleiding geeft voor het aannemen van meer beperkingen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is vastgesteld. De Raad concludeert dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusie van de verzekeringsarts goed is gemotiveerd.
De Raad oordeelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het Uwv de hoorplicht heeft geschonden door appellant niet uit te nodigen voor een hoorzitting. Dit gebrek leidt tot de vernietiging van de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant en bepaalt dat het griffierecht wordt vergoed. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.