ECLI:NL:CRVB:2014:3503
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zich op 25 maart 2009 ziek meldde met pijnklachten en psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per 21 maart 2012 minder dan 35% zou zijn. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct was vastgesteld. Appellant had in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat zijn rug- en nekklachten, evenals zijn psychische klachten, onvoldoende waren meegewogen. Hij voerde aan dat hij niet in staat was de hem voorgehouden functies te vervullen en dat de uurlonen in het Claim Beoordelings en Borgings Systeem (CBBS) niet realistisch waren.
De Centrale Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht op minder dan 35% had vastgesteld. De Raad concludeerde dat er geen objectieve medische gegevens waren overgelegd die de stellingen van appellant konden onderbouwen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.