ECLI:NL:CRVB:2014:3502
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsaanvraag en terugvordering voorschot
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 9 mei 2012 een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat hij niet de benodigde gegevens had overgelegd. Het college had appellant verzocht om aanvullende informatie, maar deze was niet tijdig ingediend. Het college besloot daarom de aanvraag buiten behandeling te stellen en het verstrekte voorschot van € 841,94 terug te vorderen. Appellant stelde in zijn hogerberoepschrift dat het college ten onrechte gegevens over zijn zoon had opgevraagd en dat het buiten behandeling stellen van de aanvraag niet te rijmen was met het verlenen van een voorschot. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college terecht had gehandeld. De rechtbank had correct geoordeeld dat de inlichtingenverplichting van appellant van toepassing was en dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en verwierp de beroepsgronden van appellant. De uitspraak werd gedaan op 29 oktober 2014.