ECLI:NL:CRVB:2014:3297
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- B.J. van de Griend
- W.J.A.M. van Brussel
- Rechtspraak.nl
Waardering van functie bij het Ministerie van Defensie en de invloed van werkzaamheden op functiewaardering
In deze zaak gaat het om de functiewaardering van een appellant werkzaam bij het Ministerie van Defensie, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van de Commandant Landstrijdkrachten. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat A.A.J. Verstappen, heeft bezwaar gemaakt tegen de waardering van zijn functie, die door de commandant was vastgesteld op hoofdgroep III, niveaugroep c, salarisschaal 7 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (Ibad). De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de waardering door de commandant op het onderdeel 'Effect van de werkzaamheden' op onvoldoende gronden berust. De Raad stelt vast dat het effect van de werkzaamheden van de appellant pas na de ingangsdatum van het nieuwe bewakingscontract merkbaar kan zijn, en niet binnen een paar maanden zoals de commandant had gesteld. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg en verklaart het beroep van de appellant gegrond. De Raad herroept het besluit van 16 oktober 2007 en stelt de waardering van de functie van de appellant met ingang van 12 januari 2007 vast op hoofdgroep III, niveaugroep d, salarisschaal 8 van het Ibad. Tevens wordt de commandant veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente en proceskosten aan de appellant.