ECLI:NL:CRVB:2014:326
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- W.F. Claessens
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in verband met schending van de inlichtingenverplichting en vermogensgrens na echtscheiding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die in het kader van een boedelscheiding een bedrag van € 47.297,06 ontving. Appellante had dit bedrag ontvangen van haar gewezen echtgenoot als gevolg van de verdeling van pensioenrechten. Het college van burgemeester en wethouders van Blaricum heeft de bijstand van appellante ingetrokken, omdat zij dit bedrag niet had gemeld, wat volgens het college een schending van de inlichtingenverplichting inhield. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante vrijelijk over het bedrag kon beschikken en dat het als vermogen moet worden aangemerkt, wat in strijd is met de vermogensgrens voor bijstandsverlening. De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen. Appellante voerde aan dat de behandeling van haar zaak te lang duurde, wat een schending van de redelijke termijn zou zijn. De Raad oordeelt dat de procedure in totaal vier jaar en anderhalve maand heeft geduurd, wat een overschrijding van de redelijke termijn met anderhalve maand betekent. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar kent appellante een schadevergoeding van € 500,- toe voor de overschrijding van de redelijke termijn. Tevens worden de proceskosten van appellante vergoed.