ECLI:NL:CRVB:2014:3187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- P.W. van Straalen
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstand en terugvordering voorschot bij onvoldoende terugbetalingsverplichting
In deze zaak heeft appellante, hangende een echtscheidingsprocedure, bijstand aangevraagd ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag werd in eerste instantie goedgekeurd, maar later door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer afgewezen. Het college stelde dat appellante niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde, omdat haar ouders en gewezen echtgenoot in haar levensonderhoud voorzagen. Tevens werd het verstrekte voorschot teruggevorderd. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, maar appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college onvoldoende duidelijkheid had verschaft over de financiële situatie van appellante. De Raad stelde vast dat de ouders van appellante tijdens de beoordelingsperiode in haar woonlasten voorzagen, maar dat de betalingen niet als leningen konden worden aangemerkt, omdat er geen concrete terugbetalingsverplichting was. De Raad concludeerde dat het college de eerdere besluitvorming had verlaten en dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand konden blijven. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en veroordeelde het college in de proceskosten van appellante.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke terugbetalingsverplichtingen bij het beoordelen van bijstandsaanvragen en de rol van derden in de financiële situatie van de aanvrager. De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd voor haar recht op bijstand, wat leidde tot de beslissing om de rechtsgevolgen van het eerdere besluit in stand te laten.