ECLI:NL:CRVB:2014:3080
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- G. van Zeben-de Vries
- D.S. de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toelating tot maatschappelijke opvang en gebruik van voorzieningen in vrijheidsbeperkende locatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellante, een vrouw afkomstig uit Tibet, had een verzoek ingediend om toelating tot de maatschappelijke opvang. Dit verzoek was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor toelating tot de maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
De appellante had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel gedaan, die was afgewezen. Na haar aanvraag voor opvang in 2012, en een daaropvolgend bezwaar tegen de afwijzing, werd haar bezwaar ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat de appellante gebruik kon maken van voorzieningen in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL), maar dat zij deze mogelijkheid niet wenste te benutten. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde dit oordeel en stelde dat het aan de appellante was om gebruik te maken van de beschikbare opvangvoorzieningen.
De Raad oordeelde dat de appellante, door te weigeren met de Dienst Terugkeer en Vertrek in gesprek te gaan, zelf verantwoordelijk was voor haar situatie. De Raad kwam tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat de Raad geen aanleiding zag voor een dergelijke beslissing.