ECLI:NL:CRVB:2014:3030
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand en intrekking bijstand in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijstand en de intrekking van eerder verleende bijstand aan appellant, geboren in 1951 in Suriname. Appellant had in 2009 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar deze werd afgewezen omdat hij niet in het bezit was van een geldige verblijfsvergunning. Na meerdere procedures en aanvragen, waarbij appellant zijn verblijfsstatus en recht op bijstand betwistte, heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 17 mei 2013 opnieuw het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat appellant onvoldoende inlichtingen heeft verstrekt over zijn woon- en leefsituatie, wat leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld voor de periode van 21 december 2009 tot 14 februari 2011. Echter, voor de periode van 14 februari 2011 tot 3 maart 2011 oordeelde de Raad dat appellant wel degelijk recht op bijstand had, omdat hij voldoende bewijs had geleverd van zijn bijstandbehoevendheid. De Raad vernietigde de eerdere besluiten van het college en droeg hen op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de schade aan appellant in de vorm van wettelijke rente over de alsnog te betalen bijstand.