In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Nederland. De zaak betreft de beëindiging van de ZW-uitkering van de appellant, die zich beroept op psychische klachten. De Raad heeft eerder, op 18 december 2013, een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit onvoldoende medische onderbouwing had met betrekking tot de psychische klachten van de appellant. De bezwaarverzekeringsarts G.P.J. de Kanter heeft aanvullende rapporten ingediend, waarin hij concludeert dat de psychische klachten van de appellant een reactief karakter hebben en dat er geen sprake is van een ernstige psychopathologie die de eerder vastgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) zou ondermijnen.
De Raad heeft in zijn uitspraak de eerdere bevindingen bevestigd en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat de appellant met ingang van 9 december 2011 geen recht meer heeft op ziekengeld. De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder een reactie van psycholoog drs. L. Krol, gewogen, maar deze gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, voor zover deze was aangevochten, en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 944,-.