ECLI:NL:CRVB:2014:2993
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de weigering van een WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de weigering van een WIA-uitkering aan betrokkene besproken. Betrokkene, die sinds 1995 als technisch vakman werkzaam is in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (WSW), heeft zich in 2006 ziek gemeld en heeft sindsdien te maken met diverse gezondheidsproblemen, waaronder whiplashklachten na een auto-ongeval en cognitieve beperkingen. De Raad heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat de toelating tot de WSW niet automatisch betekent dat betrokkene niet in staat is om werkzaamheden in het vrije bedrijfsleven te verrichten. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de geselecteerde functies niet passend waren voor betrokkene, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat deze conclusie onterecht was. De Raad stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de geselecteerde functies niet aan de schatting van de resterende verdiencapaciteit van betrokkene ten grondslag hadden mogen worden gelegd. Dit leidt tot de conclusie dat het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad draagt appellant op om binnen acht weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, waarbij de motivering van de beslissing moet worden verbeterd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben beoordeeld en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd.