ECLI:NL:CRVB:2014:2780
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- R.H.M. Roelofs
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag algemene en bijzondere bijstand voor minderjarig kind
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft een aanvraag om algemene en bijzondere bijstand door een minderjarig kind, appellante, die wettelijk vertegenwoordigd wordt door haar moeder. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, omdat appellante in beginsel niet als zelfstandig rechtssubject van bijstand kan worden aangemerkt. Het college stelde dat de vader van appellante in staat was om de noodzakelijke kosten te dekken, en dat er geen zeer dringende redenen waren om van deze regel af te wijken.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde appellante aan dat het college, gelet op het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, aanleiding had moeten zien om haar bijstand toe te kennen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat er geen zeer dringende redenen waren voor bijstandsverlening. De Raad concludeerde dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar vader niet in haar levensonderhoud kon voorzien en dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand werd aangevraagd niet noodzakelijk waren.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de meervoudige kamer, met de griffier aanwezig.