ECLI:NL:CRVB:2014:272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op basis van verblijfstitel en internationale verdragen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag aan een betrokkene die geen verblijfsvergunning heeft. De betrokkene, geboren in 1987 en afkomstig uit Kosovo, heeft in Nederland gewoond en een dochter gekregen, maar voldoet niet aan de voorwaarden voor kinderbijslag volgens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft haar aanvraag om kinderbijslag afgewezen, wat door de rechtbank is bevestigd. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de weigering in strijd is met internationale mensenrechtenverdragen, waaronder het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). De Hoge Raad heeft eerder in een vergelijkbare zaak geoordeeld dat het onderscheid op basis van verblijfsstatus gerechtvaardigd is. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak bevestigd dat er geen recht op kinderbijslag kan worden ontleend aan het internationale recht, en dat de procedure niet kan worden aangehouden in afwachting van een uitspraak van het VN-Mensenrechtencomité. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank in stand blijft, en dat het hoger beroep van de Svb geen behandeling behoeft. De uitspraak benadrukt de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever op het gebied van sociale zekerheid en de verantwoordelijkheid van ouders voor de opvoeding van hun kinderen.