ECLI:NL:CRVB:2014:2709
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van de aanvraag voor tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. De appellant had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) voor het jaar 2009. De aanvraag was door het CAK afgewezen, omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden die in het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Btcg) zijn gesteld. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant gedurende 24 weken huishoudelijke verzorging heeft ontvangen, maar dat deze zorg niet voldoet aan de vereisten van het Btcg, dat vereist dat de zorg in natura moet zijn en minimaal 26 weken moet zijn verstrekt. De Raad oordeelt dat de keuze van de regelgever om pgb's voor huishoudelijke verzorging niet mee te nemen in de selectiecriteria voor de tegemoetkoming niet onredelijk is. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de afwijzing van de aanvraag onaanvaardbaar maken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.