ECLI:NL:CRVB:2014:2705
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- J.F. Bandringa
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens detentie en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 25 september 1998 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), was per 30 maart 2012 in detentie. Naar aanleiding van een signaal van het inlichtingenbureau heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag de uitbetaling van de bijstand opgeschort en later ingetrokken. De appellant heeft niet tijdig melding gemaakt van zijn detentie, waardoor hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. Het college heeft de bijstand over de periode van 30 maart 2012 tot en met 12 april 2012 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij niet in staat was om het college te informeren over zijn detentie, maar de Raad oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor hem onmogelijk was om dit te doen. De Raad bevestigt dat het college op goede gronden de bijstand heeft geblokkeerd en dat er geen recht op bijstand bestond tijdens de detentie. De Raad wijst erop dat de appellant niet heeft aangetoond dat er zeer dringende redenen waren voor het verstrekken van bijzondere bijstand voor zijn woonkosten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.