ECLI:NL:CRVB:2014:2682
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van WIA-uitkering en de geschiktheid voor arbeid na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellant, die sinds 22 september 2009 uitgevallen is met diverse klachten, waaronder knie-, long- en psychische klachten. Appellant heeft in hoger beroep de besluiten van het Uwv bestreden, waarin hem geen recht op een uitkering werd toegekend. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraken van de rechtbank bevestigd, waarbij de rechtbank oordeelde dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen appellant adequaat hebben beoordeeld en dat de door hen vastgestelde beperkingen juist zijn. Appellant had aangevoerd dat hij niet in staat was om de geduide functies te verrichten, maar de Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige de functies adequaat hadden beoordeeld en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordelingen zou ondermijnen. De Raad concludeert dat de medische situatie van appellant op de datum in geding niet wezenlijk anders was dan ten tijde van de WIA-beoordeling en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraken van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.