ECLI:NL:CRVB:2014:2653
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering en terugkomen op besluit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, geboren in 1987, had in 2005 een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, welke was geweigerd. Na meerdere aanvragen en weigeringen, waaronder een besluit van 6 januari 2010 en een besluit van 13 april 2011, heeft de appellant in maart 2011 opnieuw een aanvraag ingediend. Het Uwv weigerde echter terug te komen op het eerdere besluit van 2005, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad overweegt dat de aanvraag van de appellant van 2 maart 2011 moet worden gezien als een herhaling van de eerdere aanvraag. De Raad bevestigt dat een bestuursorgaan bevoegd is om een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen, maar dat er alleen plaats is voor inhoudelijke toetsing als er nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de door de appellant aangevoerde omstandigheden niet kunnen worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De Raad concludeert dat de situatie van de appellant niet wezenlijk is gewijzigd en dat er geen aanleiding is om een deskundige in te schakelen.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.