ECLI:NL:CRVB:2014:257
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet voldoen aan medewerkingsplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) maar heeft niet voldaan aan de medewerkingsplicht. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, naar aanleiding van een melding dat de appellant mogelijk zijn woning onderverhuurde. Appellant werd opgeroepen om bepaalde bewijsstukken te overleggen, maar hij is niet verschenen op de oproepen en heeft geen bericht van verhindering gestuurd. Hierdoor heeft het college zijn recht op bijstand opgeschort en later ingetrokken.
De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij om persoonlijke redenen tijdelijk niet thuis was en dat hij niet kan worden verweten dat hij zijn post niet heeft gezien. Hij betoogde ook dat het college niet had mogen volstaan met het per post benaderen van hem, omdat er een melding was dat hij daar niet woonde. De Raad overweegt dat het college aan zijn bekendmakingsverplichting heeft voldaan door de besluiten naar het laatste bekende adres van appellant te sturen. De Raad oordeelt dat appellant niet heeft aangetoond dat hij niet op de hoogte was van de oproepen en dat hij niet heeft voldaan aan de medewerkingsplicht. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.