ECLI:NL:CRVB:2015:1690
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Opschorting en intrekking van bijstandsrecht wegens niet verschijnen op gesprekken
In deze zaak gaat het om de opschorting en intrekking van het recht op bijstand van appellant, die niet is verschenen op meerdere gesprekken met de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam. Appellant ontving sinds 2 november 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De DWI nodigde appellant uit voor gesprekken op 16 januari, 31 januari en 20 februari 2013, maar hij verscheen zonder bericht van verhindering niet. Dit leidde tot een onderzoek naar zijn woonsituatie en de opschorting van zijn bijstandsrecht. Het college van burgemeester en wethouders besloot op 20 februari 2013 het recht op bijstand op te schorten en op 25 februari 2013 de bijstand in te trekken. Appellant ging in beroep tegen deze besluiten, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht heeft gehandeld. De Raad oordeelde dat appellant verantwoordelijk is voor het tijdig ontvangen van zijn post en dat het college er vanuit mocht gaan dat de uitnodigingen hem tijdig bereikten. De Raad bevestigde dat de voorwaarden voor opschorting en intrekking van de bijstand zijn voldaan, en dat de intrekking niet onevenredig hard was, aangezien de bijstandsverlening kort daarna weer werd hervat. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.