ECLI:NL:CRVB:2014:1896
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van Wubo-uitkering op basis van nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2014 uitspraak gedaan over het verzoek van appellant om herziening van een eerder besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder) betreffende de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellant, geboren in 1936 in het voormalige Nederlands-Indië, had in 2004 een samenloop-aanvraag ingediend voor uitkeringen op basis van de Wubo en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Deze aanvraag werd in 2005 afgewezen omdat niet was vastgesteld dat appellant gebeurtenissen had meegemaakt die onder de Wubo vallen. In 2011 diende appellant opnieuw een aanvraag in, die in 2012 werd afgewezen omdat hij geen nieuwe feiten of gegevens had aangedragen die tot een andere beslissing zouden moeten leiden. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd door verweerder ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 17 april 2014 heeft de Raad de argumenten van appellant en verweerder gehoord. Appellant stelde dat hij tijdens de Japanse bezetting in kamp Kareës verbleef, maar de Raad oordeelde dat dit kamp niet onder de werking van de Wubo valt. De Raad benadrukte dat voor herziening van een besluit nieuwe feiten of omstandigheden moeten worden aangetoond die niet eerder bekend waren. Appellant had geen relevante nieuwe gegevens gepresenteerd die de eerdere afwijzing konden onderbouwen.
De Raad concludeerde dat het verzoek van appellant terecht als een verzoek om herziening was aangemerkt en dat er geen aanleiding was om het eerdere besluit te herzien. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de eigen verklaring van appellant zonder objectieve ondersteuning onvoldoende is om de gestelde gebeurtenissen als vaststaand te aanvaarden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 5 juni 2014.