ECLI:NL:CRVB:2014:1664
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de WAO-schatting en maatman in het geval van een schoonmaker met nevenfunctie
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 14 mei 2014, wordt de zaak behandeld van een appellant die als schoonmaker werkzaam was en daarnaast een parttime functie vervulde. De appellant is in 2001 arbeidsongeschikt geraakt door nek-, schouder- en psychische klachten. Na een eerdere WAO-uitkering die in 2004 werd beëindigd, heeft hij zijn werk als schoonmaker hervat. In januari 2008 werd hij opnieuw arbeidsongeschikt na een aanrijding en psychische problemen. Het Uwv heeft vastgesteld dat de appellant recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na bezwaar is de WAO-uitkering per 11 augustus 2011 ingetrokken. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de appellant is in hoger beroep gegaan.
De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze uitspraak de beoordeling van de maatman en de belastbaarheid van de appellant onder de loep genomen. De Raad onderschrijft de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar constateert dat het Uwv de belastbaarheid van de appellant niet deugdelijk heeft onderbouwd. De Raad stelt dat er onvoldoende indicaties zijn om af te wijken van de hoofdregel dat de maatman degene is die beide functies vervult. De Raad draagt het Uwv op om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van besluiten door het Uwv, vooral in gevallen waar meerdere functies en arbeidsongeschiktheid aan de orde zijn.