ECLI:NL:CRVB:2014:1567
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand en buitenwettelijk begunstigend beleid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, had op 16 maart 2012 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten van rechtsbijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft deze aanvraag op 28 maart 2012 afgewezen, met de motivering dat appellante over voldoende middelen beschikte om de kosten zelf te voldoen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een aanvraag met terugwerkende kracht, maar dat appellante in 2012 niet voor bijzondere bijstand in aanmerking kwam omdat de kosten in 2011 waren opgekomen.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het beleid van het college, dat alleen bijzondere bijstand verleent over het lopende kalenderjaar, onredelijk is. De Raad heeft echter geoordeeld dat het beleid van het college moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit betekent dat de Raad alleen toetst of het beleid consistent is toegepast, en niet of het beleid zelf redelijk is. De Raad heeft bevestigd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.P.M. Zeijen als voorzitter en P.W. van Straalen en G.M.G. Hink als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 6 mei 2014.