ECLI:NL:CRVB:2013:2972
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- R.E. Bakker
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van de WAO-uitkering en de medische grondslag voor begeleiding
In deze zaak gaat het om de verlaging van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 1993 een uitkering ontvangt wegens psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die sinds 2004 in Turkije woont, heeft aangevoerd dat haar steunsysteem niet voldoende is om de noodzakelijke begeleiding naar haar werk te bieden. De Raad heeft de medische rapporten van psychiater W.M.J. Hassing en de verzekeringsartsen van het Uwv in overweging genomen. Hassing concludeerde dat appellante wisselende angst- en fobische klachten heeft, maar geen ernstige depressieve stoornis of persoonlijkheidspathologie. De verzekeringsarts stelde dat appellante beperkingen heeft, maar dat deze niet zo ernstig zijn dat ze niet kan werken, mits ze wordt begeleid door een vertrouwd persoon.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden van appellante en haar steunsysteem. Appellante woont samen met haar echtgenoot en dochter en heeft ook andere vrienden en familieleden die haar kunnen begeleiden. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft aangenomen dat appellante over een steunsysteem beschikt dat kan voorzien in de noodzakelijke begeleiding. De Raad bevestigt dat de verlaging van de WAO-uitkering op een deugdelijke medische grondslag is gebaseerd en dat appellante geen feiten heeft aangedragen die de vaststelling van haar beperkingen in twijfel trekken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen grond voor een proceskostenveroordeling.