ECLI:NL:CRVB:2013:2859
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schending van de inlichtingenverplichting bij bijstandsverlening en de gevolgen daarvan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Groningen. De appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft meer uren gewerkt dan hij heeft opgegeven. Dit leidde tot de conclusie dat hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in oktober 2010 op zes verschillende tijdstippen werkzaamheden heeft verricht, buiten de door hem opgegeven 20 uren. De waarnemingen van de bijstandsconsulente en de fraudecontroleur waren voldoende concreet om aan de besluitvorming ten grondslag te worden gelegd. De Raad oordeelde dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij niet meer heeft gewerkt dan opgegeven, en dat hij door geen melding te maken van zijn werk, zijn verplichtingen heeft geschonden.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de appellant door eigen toedoen algemeen geaccepteerde arbeid niet heeft behouden. Hij heeft zijn werkgever op 2 november 2010 medegedeeld dat hij niet meer wilde worden opgeroepen, wat niet relevant was voor de vraag of zijn contract mogelijk verlengd zou zijn. De geringe inkomsten die de appellant stelt te hebben genoten, waren niet voldoende om de maatregel te matigen, omdat hij geen deugdelijke administratie heeft bijgehouden van zijn werkzaamheden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de gronden van de appellant in hoger beroep niet slagen.