ECLI:NL:CRVB:2013:2623

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 oktober 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
11-2925 AWBZ-T II + 13-1652 AWBZ-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake het besluit van CIZ over AWBZ-zorg voor appellant met psychische klachten

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 23 oktober 2013, wordt ingegaan op het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De zaak betreft de toekenning van AWBZ-zorg aan de appellant, die psychische klachten ervaart. De Raad heeft eerder, op 14 november 2012, een tussenuitspraak gedaan waarin gebreken in de besluitvorming van CIZ werden vastgesteld. CIZ heeft naar aanleiding hiervan een nieuw besluit genomen op 29 januari 2013, maar de Raad oordeelt dat dit besluit de eerder geconstateerde gebreken niet voldoende wegneemt.

De Raad verwijst naar het rapport van medisch adviseur H.M. Laane, dat is ingediend door CIZ, en concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de appellant onder behandeling is voor zijn psychische klachten. De huisarts van de appellant, Schuurman, heeft aangegeven dat de appellant soms langere tijd uitgeschakeld is, maar dat de oorzaak van deze uitval niet duidelijk is. Laane concludeert dat de psychische situatie van de appellant de oorzaak is van zijn klachten, en dat er tijdige inschakeling van een psychiater noodzakelijk is.

De Raad draagt CIZ op om het gebrek in het besluit van 29 januari 2013 te herstellen. Dit houdt in dat CIZ een psychiater moet inschakelen om de aard en ernst van de beperkingen van de appellant te onderzoeken, evenals de noodzaak voor AWBZ-zorg. De psychiater moet ook nagaan of er behandelopties zijn voor de appellant en of hij recht heeft op AWBZ-zorg. CIZ moet binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek herstellen, zodat de aanvraag van de appellant opnieuw kan worden beoordeeld.

Uitspraak

11/2925 AWBZ-T II, 13/1652 AWBZ-T
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
11 mei 2011, 09/5062 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (Ciz)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 14 november 2012 een tussenuitspraak,
LJN BY3936, gedaan.
Vervolgens heeft Ciz bij brief van 29 januari 2013 een rapport van medisch adviseur
H.M. Laane (Laane) van 4 januari 2013, aangevuld op 28 januari 2013, ingediend. Daarbij is tevens een nieuw besluit van 29 januari 2013 overgelegd.
Hierop heeft appellant zijn standpunt nader uiteengezet bij brief van 10 februari 2013.
Nader onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2013. Appellant is niet verschenen. Ciz heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.M. Kersjes.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad verwijst naar zijn tussenuitspraak voor een uiteenzetting van de feiten waarvan hij uitgaat bij zijn oordeelsvorming. Hieraan voegt hij het volgende toe.
2.1.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft Ciz nader onderzoek laten verrichten door Laane. Laane heeft in zijn rapport van 28 januari 2013, na ontvangst van medische informatie van huisarts Schuurman (Schuurman) en telefonisch overleg met hem, geconcludeerd dat Schuurman niet weet of appellant onder behandeling is voor psychische klachten. Schuurman heeft bericht dat appellant soms een maand of langer is uitgeschakeld door de ziekte, waarbij de klachten of symptomen niet duidelijk zijn. Ook heeft Laane geconcludeerd dat uit verdere informatie duidelijk volgt dat geen sprake is van ernstige somatische ziekten die tot beperkingen leiden en het ‘uitgeschakeld zijn’ dus een gevolg moet zijn van de psychische
situatie van appellant, waarbij zijn voorgeschiedenis schizofrenie vermeldt. Bij een dergelijke uitval is tijdige inschakeling van de huisarts dan wel een psychiater als voorliggend te beschouwen. Ciz heeft vervolgens, onder verwijzing naar de conclusies in het rapport van Laane, bij besluit van 29 januari 2013 de beslissing op bezwaar van 19 oktober 2009 herzien en het bezwaar van appellant tegen het besluit van 27 maart 2009 wederom ongegrond verklaard.
2.2.
Appellant meent dat Ciz niet is geslaagd in de opdracht van de tussenuitspraak van de Raad.
3.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Nu met het besluit van 29 januari 2013 niet aan het beroep is tegemoetgekomen, wordt het beroep op grond van de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht mede tegen dit besluit gericht geacht en als zodanig in de beoordeling betrokken.
3.2.
Naar het oordeel van de Raad nemen de aanvullende rapporten van Laane van
4
en 28 januari 2013 en het daarop gebaseerde besluit van 29 januari 2013, de in 5.2 tot en met 5.2.2 van de tussenuitspraak verwoorde gebreken in de besluitvorming niet genoegzaam weg. Het besluit van 29 januari 2013 kan daarom geen stand houden.
3.3.
De Raad ziet met het oog op de finale beslechting van het geschil aanleiding om Ciz op te dragen het gebrek in het besluit van 29 januari 2013 te herstellen. Met het oog daarop merkt de Raad op dat Ciz door een psychiater onderzoek dient te laten verrichten naar (1) de aard en de ernst van de beperkingen van appellant en (2) de daaruit voortvloeiende behoefte aan AWBZ-zorg. Voorts dient deze psychiater te onderzoeken of er (3) voor appellant nog behandeling mogelijk en zinvol is en, zo ja, (4) welke concrete behandelopties er mogelijk zijn in de specifieke situatie van appellant. Ten slotte dient de psychiater te onderzoeken (5) of appellant voorafgaande en/of tijdens de eventuele behandeling op AWBZ-zorg is aangewezen. De psychiater dient bij zijn onderzoek in ieder geval een huisbezoek af te leggen, appellant persoonlijk te onderzoeken en zonodig informatie bij derden (waaronder de echtgenote van appellant) in te winnen. Gelet op het voorgaande zal Ciz vervolgens opnieuw moeten bezien of de aanvraag van appellant voor inwilliging in aanmerking komt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt Ciz op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 29 januari 2013 te herstellen met inachtneming van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en
D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2013.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) M.P. Ketting

CVG