ECLI:NL:CRVB:2013:2593
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en urenbeperking in het kader van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 2001 arbeidsongeschikt is door psychische klachten. Appellante ontving aanvankelijk een uitkering van 80 tot 100%, maar deze werd in 2004 ingetrokken. Na een nieuwe arbeidsongeschiktheidsmelding in 2008, werd haar uitkering opnieuw vastgesteld op 65 tot 80%. In 2010 besloot het Uwv de uitkering te herzien naar 25 tot 35%, wat leidde tot bezwaar van appellante. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen urenbeperking meer nodig was, maar bevestigde later dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand bleven.
In hoger beroep stelde appellante dat de rechtbank ten onrechte geen noodzaak voor een urenbeperking had vastgesteld en dat de functie van gereedschapsmaker niet passend was, gezien haar gebrek aan technische affiniteit. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het Uwv voldoende onderbouwing had geleverd voor het niet langer toepassen van een urenbeperking. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante, ondanks haar argumenten, geschikt was voor de functie van gereedschapsmaker, aangezien de functie geen specifieke technische ervaring vereiste. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.