ECLI:NL:CRVB:2013:2588
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vaststelling van het ZW-dagloon door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft de vaststelling van het ZW-dagloon van appellante, die zich ziek had gemeld na een periode van werk. Het Uwv had de referteperiode voor de berekening van het dagloon vastgesteld van 1 maart 2010 tot en met 30 juni 2010, wat resulteerde in een dagloon van € 98,73. Na bezwaar van appellante werd de referteperiode aangepast naar 8 maart 2010 tot en met 30 juni 2010, wat leidde tot een dagloon van € 104,68. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij werd overwogen dat het Uwv de referteperiode correct had vastgesteld.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de huidige regeling in strijd is met de wet Walvis en dat er een rechtsongelijkheid ontstaat tussen verschillende groepen ontvangers van ZW-uitkeringen. Het Uwv verdedigde zich door te stellen dat de wetgeving dwingend is en dat de rechter niet kan afwijken van deze bepalingen. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd benadrukt dat de wetgever verantwoordelijk is voor eventuele onredelijke effecten van de dagloonsystematiek. De Raad oordeelde dat het Uwv de referteperiode correct had vastgesteld in overeenstemming met de wet en het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.