ECLI:NL:RBDHA:2016:15615
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van dagloonvaststelling op basis van de Wet arbeid en zorg en de juridische grenzen van rechterlijke toetsing
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 december 2016, zijn eiseressen, een werkneemster en een werkgeefster, in geschil met de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de hoogte van de Wazo-uitkering. De werkneemster, die op 10 september 2015 zwangerschaps- en bevallingsverlof nam, had een uitkering aangevraagd die door het Uwv was vastgesteld op basis van een dagloon van € 100,82. De werkgeefster was van mening dat het Uwv ten onrechte het loon van de werkneemster bij een andere werkgever, Stichting [de stichting], niet had meegenomen in de berekening van het dagloon. De rechtbank oordeelde dat de werkneemster geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit van het Uwv, waardoor haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank bevestigde dat de wetgever de regels voor de dagloonvaststelling had vastgesteld en dat de rechter niet bevoegd is om deze regels op billijkheid te toetsen. De werkgeefster's argumenten over onbillijkheid en discriminatie werden verworpen, omdat er geen bewijs was dat andere zwangere werknemers ongelijk behandeld werden. De rechtbank verklaarde het beroep van de werkneemster niet-ontvankelijk en het beroep van de werkgeefster ongegrond.