ECLI:NL:CRVB:2013:1777
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering en schadevergoeding na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante, die als klantenadviseur werkte, zich op 18 augustus 2009 ziek gemeld vanwege rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Op 21 juli 2010 heeft het Uwv echter besloten dat appellante per 26 juli 2010 weer in staat was om haar arbeid te verrichten, wat leidde tot de beëindiging van haar ZW-uitkering. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Dordrecht heeft het beroep van appellante tegen dit besluit op 19 augustus 2011 eveneens ongegrond verklaard.
Appellante is in hoger beroep gegaan. Tijdens de zitting op 23 januari 2013 is gebleken dat het onderzoek niet volledig was, waarna de Raad het onderzoek heeft heropend. Een deskundige, Dr. D.B. van der Schaaf, heeft op 5 juli 2013 gerapporteerd dat appellante op 26 juli 2010 arbeidsongeschikt was voor haar functie. Dit gewijzigde standpunt van het Uwv leidde tot de conclusie dat er geen grond was voor de intrekking van de ZW-uitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. Het besluit van 21 juli 2010 is herroepen, en het Uwv is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.888,- bedragen. Tevens moet het Uwv het griffierecht van € 153,- aan appellante vergoeden. De uitspraak is gedaan op 11 september 2013.