ECLI:NL:CRVB:2013:1777

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 september 2013
Publicatiedatum
17 september 2013
Zaaknummer
11-5731 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ZW-uitkering en schadevergoeding na arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft appellante, die als klantenadviseur werkte, zich op 18 augustus 2009 ziek gemeld vanwege rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Op 21 juli 2010 heeft het Uwv echter besloten dat appellante per 26 juli 2010 weer in staat was om haar arbeid te verrichten, wat leidde tot de beëindiging van haar ZW-uitkering. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Dordrecht heeft het beroep van appellante tegen dit besluit op 19 augustus 2011 eveneens ongegrond verklaard.

Appellante is in hoger beroep gegaan. Tijdens de zitting op 23 januari 2013 is gebleken dat het onderzoek niet volledig was, waarna de Raad het onderzoek heeft heropend. Een deskundige, Dr. D.B. van der Schaaf, heeft op 5 juli 2013 gerapporteerd dat appellante op 26 juli 2010 arbeidsongeschikt was voor haar functie. Dit gewijzigde standpunt van het Uwv leidde tot de conclusie dat er geen grond was voor de intrekking van de ZW-uitkering.

De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. Het besluit van 21 juli 2010 is herroepen, en het Uwv is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.888,- bedragen. Tevens moet het Uwv het griffierecht van € 153,- aan appellante vergoeden. De uitspraak is gedaan op 11 september 2013.

Uitspraak

11/5731 ZW
Datum uitspraak: 11 september 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van
19 augustus 2011, 10/1319 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.C. Neering hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Neering. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W.M.J. Evers.
Na de behandeling ter zitting is de Raad gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. De Raad heeft het onderzoek heropend.
Dr. D.B. van der Schaaf, orthopedisch chirurg, heeft op 5 juli 2013 als deskundige rapport uitgebracht. Het Uwv heeft zijn zienswijze daarover naar voren gebracht.
Partijen hebben toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
Appellante, die via een uitzendbureau werkzaam was als klantenadviseur, heeft zich op
18 augustus 2009 ziek gemeld wegens rugklachten. Het Uwv heeft appellante een uitkering toegekend op grond van de Ziektewet (ZW). Bij besluit van 21 juli 2010 heeft het Uwv beslist dat appellante met ingang van 26 juli 2010 weer in staat was om haar arbeid te verrichten en is de ZW-uitkering per 26 juli 2010 beëindigd. Bij besluit van 7 oktober 2010 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellante tegen het besluit van 21 juli 2010 ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante is van deze uitspraak in hoger beroep gekomen.
3.2.
Naar aanleiding van het rapport van de deskundige heeft het Uwv het standpunt ingenomen dat appellante op 26 juli 2010 arbeidsongeschikt was voor haar werk als klantenadviseur.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het gewijzigde standpunt van het Uwv leidt ertoe dat de aangevallen uitspraak vernietigd moet worden en dat het beroep gericht tegen het bestreden besluit gegrond verklaard moet worden met vernietiging van dat besluit. Voor de intrekking van de ZW-uitkering van appellante met ingang van 26 juli 2010 was geen grond. De Raad kan zelf in de zaak voorzien. Het besluit van 21 juli 2010 zal worden herroepen.
4.2.
Appellante heeft op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht het Uwv te veroordelen in de schade die zij lijdt. Het verzoek van appellante om vergoeding van wettelijke rente komt voor toewijzing in aanmerking. De wettelijke rente moet worden berekend overeenkomstig de uitspraak van de Raad van 25 januari 2012, LJN BV1958.
4.3.
Voor zover het verzoek van appellante erop is gericht dat verweerder met toepassing van artikel 8:73 van de Awb wordt veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding, bestaande uit proceskosten die niet met toepassing van als artikel 7:15 van de Awb kunnen worden vergoed, moet dat verzoek worden afgewezen. De wetgever heeft immers uitdrukkelijk beoogd in de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht een exclusieve en uitputtende regeling te treffen niet alleen voor de vergoeding van kosten in verband met de behandeling van een beroep bij de bestuursrechter, maar ook voor de vergoeding van kosten in verband met de behandeling van het bezwaar. Deze keuze staat volgens vaste rechtspraak aan toepasselijkheid van artikel 8:73 van de Awb in de weg (CRvB 18 juli 2006, LJN AY5578).
4.4.
Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 944,- in beroep en op € 944,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. Uit artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, in verbinding met artikel 7:15, derde lid, van die wet, volgt dat de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar uitsluitend worden vergoed indien het verzoek daartoe is gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Daarvan is in dit geval geen sprake. Reeds hierom komen die kosten niet voor vergoeding in aanmerking. In totaal dient het Uwv dus € 1.888,- te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen besluit van 7 oktober 2010 gegrond en vernietigt dat besluit;
- herroept het besluit van 21 juli 2010 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het
vernietigde besluit;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.888,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 153,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en
M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2013.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) G.J. van Gendt

EH