ECLI:NL:CRVB:2013:1238
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van in rechte onaantastbare besluiten inzake studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Appellant, die van 1999 tot 2005 studiefinanciering ontving, verzocht de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om herziening van enkele besluiten die in rechte onaantastbaar waren geworden. De Minister had dit verzoek afgewezen, verwijzend naar het beleid dat verzoeken om herziening binnen vijf jaar na afloop van het studiefinancieringstijdvak ingediend moeten worden, vergezeld van bewijsstukken die de herziening rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de Minister geen aanleiding had om van dit beleid af te wijken, wat door de Centrale Raad werd bevestigd.
De Raad overwoog dat appellant de herzieningsbesluiten in 2001 en 2002 had ontvangen, maar daartegen geen bezwaar had gemaakt. Appellant had verklaard dat hij de controleformulieren als bureaucratisch en storend beschouwde, wat niet als een geldige reden werd gezien om geen tijdig bezwaar te maken. De Raad benadrukte dat de Minister niet verplicht is om besluiten die in rechte onaantastbaar zijn geworden, opnieuw te heroverwegen, ook al is het beleid niet gepubliceerd. De termijn van vijf jaar voor het indienen van herzieningsverzoeken werd als redelijk beschouwd.
De Centrale Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Minister geen aanleiding had om van het beleid af te wijken. De omstandigheden die appellant aanvoerde, zoals het feit dat hij uitwonend was en met een hoge schuld zat, werden niet als bijzonder genoeg beschouwd om een uitzondering te maken op het beleid. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.