uitspraak van de meervoudige kamer van 16 juli 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. T. van Helvoort),
Korpsbeheerder politie regio Utrecht, verweerder
(gemachtigde: M. van Wensen).
Bij besluit van 2 september 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om functieonderhoud afgewezen.
Bij besluit van 9 december 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [A] en [B].
1. In het Arbeidsvoorwaardenakkoord Politie (CAO) 2008-2010 is vastgelegd dat er één functiegebouw voor de Politie Nederland: het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP), zal worden ingevoerd met daarbij een nieuw functiewaarderingssysteem waarmee de functies uit het LFNP worden gewaardeerd. In de oude situatie was er sprake van ruim 7000 functies binnen de Nederlandse politie die gewaardeerd zijn op basis van een verouderde waarderingssystematiek met verouderde parameters. Het nieuwe LFNP kent circa 100 landelijk geldende functiebeschrijvingen, voorzien van een waardering per functie. Met de invoering van het LFNP bestaat er voor de organisaties niet langer een mogelijkheid om zelf functies te beschrijven en te waarderen, omdat uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van functies uit het LFNP. De functie die een politiemedewerker bekleedt op 31 maart 2011 wordt in beginsel als uitgangspunt genomen voor de omzetting (matching) van de ‘oude’ functie naar een functie binnen het nieuwe LFNP. Voor een goede omzetting is daarom van belang dat de functie die op die datum wordt vervuld goed is omschreven.
2. Eiser is op 31 maart 2011 werkzaam in de functie Senior technisch rechercheur. Binnen deze functie heeft hij zich gespecialiseerd in brand- en explosievenonderzoek. Deze functie vormt voor verweerder het uitgangspunt voor de omzetting naar het LFNP. Omdat eiser van mening is dat met de werkzaamheden die hij verricht in de functiebeschrijving van de functie Senior technisch rechercheur onvoldoende tegemoet wordt gekomen aan zijn expertise op het gebied van explosieven en brand, heeft hij op 19 mei 2011 een verzoek om functieonderhoud bij verweerder ingediend. Dit verzoek is door verweerder afgewezen.
3. Het wettelijk kader.
Artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) luidt ten tijde hier van belang als volgt:
De ambtenaar kan bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om, indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden ten minste één jaar wezenlijk afwijken van een hem in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 opgedragen functie, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld over de behandeling van deze aanvraag.
De bedoelde ministeriële regeling is de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp):
Artikel 2, tweede lid, van de Trfp luidt als volgt:
In de aanvraag tot functieonderhoud bedoeld in artikel 6, negende lid, vam het Bbp, maakt de ambtenaar aannemelijk dat hij gedurende ten minste een jaar op enig moment binnen de referteperiode feitelijk opgedragen werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
Artikel 4 van de Trfp luidt als volgt:
Het bevoegd gezag wijst de aanvraag om functieonderhoud af indien de feitelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, tweede lid:
a. niet zijn opgedragen
b. niet gedurende ten minste één jaar op enig moment geheel of gedeeltelijk binnen de referteperiode zijn verricht of
c. niet wezenlijk afwijken van de functie van de ambtenaar en in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
4. Verweerder is - kort samengevat - van mening dat de door eiser verrichtte werkzaamheden niet wezenlijk afwijken van en passen binnen de functiebeschrijving van de Senior technisch rechercheur. In de functiebeschrijving is onder overige taakkenmerken opgenomen dat de rechercheur bovengemiddelde kennis van een of meer specifieke terreinen moet hebben. Eisers expertise en de in dat kader uitgevoerde werkzaamheden vallen daar onder te rangschikken. Indien eiser de functie van Expert A zou uitoefenen, zou hij geen generalistische werkzaamheden meer kunnen doen. Eiser doet echter wel generalistische werkzaamheden.
5. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij gezien zijn expertise op het gebied van brand en explosieven in de praktijk de functie van Expert A uitoefent. Hoewel de Expert A voornamelijk op het eigen expertisegebied werkt, blijkt uit die functieomschrijving niet dat er geen enkele ruimte is voor generalistische werkzaamheden. Voor eiser ligt de focus van zijn werkzaamheden op zijn expertisegebied. Hij is 70 tot 80% van zijn tijd bezig met (zeer) specialistische onderzoeken op het gebied van brand en explosieven. Hij wordt op dit terrein ook ingezet door andere korpsen, zoals bijvoorbeeld bij de Schipholbrand is gedaan. Het komt met enige regelmaat voor dat hij van een generalistisch opsporingsonderzoek wordt afgehaald om zich toe te leggen op een groot of belangrijk brand- of explosievenonderzoek. De functie Senior technische recherche is niet passend te achten. Omdat eiser 70 tot 80% van zijn tijd besteed aan specialistisch onderzoek dient dat element in ieder geval beschreven te worden. Verder voert hij andere werkzaamheden uit die wezenlijk afwijken. Dit betreft het bijhouden van kennis, het geven van voorlichting en adviezen ook aan andere korpsen, het opstellen van onderzoeksplannen en begeleiding van minder ervaren collega’s. Ook ontwikkelt eiser nieuwe methodes en technieken en is hij actief op nationaal en internationaal gebied binnen zijn expertise.
6. Zoals de CRvB in zijn uitspraak van 25 februari 2010 (LJN: BL6876) heeft overwogen, gaat het bij (een verzoek om) functieonderhoud om de vraag of de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving. Bij de beantwoording van deze vraag is een slechts terughoudende toetsing niet op haar plaats omdat die beantwoording zich moet richten op de vaststelling van feiten.
7. Niet in geschil is tussen partijen dat de specialistische werkzaamheden op het terrein van brand- en explosieven eiser zijn opgedragen en dat zij gedurende de referteperiode zijn verricht. Om in aanmerking te komen voor functieonderhoud dient eiser daarom aannemelijk te maken dat deze werkzaamheden wezenlijk afwijken van de functie Senior technische recherche.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
9. Niet is in geschil tussen partijen dat eiser reguliere werkzaamheden verricht als Senior technisch rechercheur en als zodanig als generalist wordt ingezet op reguliere onderzoeken. Eiser heeft echter onweersproken betoogd dat hij van dergelijke reguliere onderzoeken wordt afgehaald zodra zich onderzoeken aandienen van enige importantie op zijn expertisegebied. Aan dergelijke onderzoeken neemt hij deel vanuit zijn specialistische technische kennis. Verweerder betwist niet dat eiser, zoals hij heeft betoogd, 70 tot 80% van zijn werktijd, op deze onderzoeken op zijn expertiseterrein wordt ingedeeld.
De rechtbank concludeert hieruit dat eisers feitelijke werkzaamheden niet slechts bestaan uit generalistische onderzoeken met als taakaccent brand- en explosieven zoals dat in de ‘oude’ functieomschrijving van de Senior technische rechercheur aan de orde is, maar dat de expertise die eiser heeft op het gebied van brand- en explosieven, leidend is voor zijn inzet en zijn indeling in onderzoeken. Eiser heeft verder naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn kennis en werkzaamheden qua niveau en diepgang, uitstijgen boven hetgeen van een Senior technisch rechercheur wordt verlangd. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat eiser op zijn expertiseterrein regelmatig wordt ingezet bij andere korpsen, hij voorlichting en adviezen geeft, onderzoeksplannen opstelt en nieuwe methodes en technieken ontwikkelt.
10. Hieruit volgt dat eiser gedurende het merendeel van zijn werktijd in de referteperiode werkzaamheden heeft verricht die wat aard en niveau betreft wezenlijk afwijken van de werkzaamheden in de functie Senior technische recherche. Verweerder had daarom een nadere inventarisatie en beschrijving van de hier bedoelde werkzaamheden niet achterwege mogen laten.
11. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het bestreden besluit een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering ontbeert, zodat dit besluit in strijd is met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep van eiser dient daarom gegrond te worden verklaard met vernietiging van het bestreden besluit. Voor de besluitvorming is een nadere beoordeling door verweerder vereist. De rechtbank ziet dan ook geen mogelijkheid het geschil finaal te beslechten door zelf in de zaak te voorzien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Zij ziet evenmin aanleiding om toepassing te geven aan de zogenoemde bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51a van de Awb. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 874,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank met een waarde per punt van € 437,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,-, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Veenendaal, voorzitter, mr. J.R. van Es-de Vries en mr. S. Lanshage, leden, in aanwezigheid van mr. J.J.A.G. van der Bruggen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.