ECLI:NL:CRVB:2012:BV3783

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6452 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAJONG-uitkering op basis van gewijzigde verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige grondslag

In deze zaak gaat het om de intrekking van een WAJONG-uitkering van appellante, die op 28 oktober 2008 een aanvraag had ingediend vanwege haar arbeidsongeschiktheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende haar op 4 februari 2009 een uitkering toe, maar herzag dit besluit later op 27 november 2009, waarbij de uitkering per 1 januari 2010 werd ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld, maar bevestigde de intrekking van de uitkering. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat de rechtbank de grenzen van het geschil had overschreden en dat de intrekking als een primair besluit had moeten worden behandeld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de intrekking niet kon worden gezien als een besluit op bezwaar, maar als een primair besluit, waartegen een bezwaarschrift had moeten worden ingediend. De Raad besloot het beroepschrift door te zenden aan het Uwv ter behandeling als bezwaarschrift en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand hield. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.748,- en moest het griffierecht van € 152,- vergoeden.

Uitspraak

10/6452 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 20 oktober 2010, 10/68 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 10 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken toegezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2011, waar appellante, bijgestaan door mr. D.J. Ladrak, advocaat, is verschenen en waar het Uwv zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. K.M. Schuyt.
II. OVERWEGINGEN
1. Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de artikelen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) zoals die luidden tot 1 januari 2010.
1.2. Appellante, geboren op [datum] 1968, heeft op 28 oktober 2008 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering vanwege vanaf haar zeventiende verjaardag bij haar bestaande arbeidsongeschiktheid.
1.3. Bij besluit van 4 februari 2009 heeft het Uwv appellante met ingang van 28 oktober 2007 een Wajong-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Daaraan ligt het standpunt ten grondslag dat appellante, met inachtneming van haar functionele beperkingen, geschikt is voor passende functies. Tevens heeft het Uwv beslist dat geen sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan het Uwv bevoegd zou zijn de Wajong-uitkering van appellante met een verdere terugwerkende kracht dan een jaar toe te kennen.
1.4. Naar aanleiding van het door appellante daartegen gemaakte bezwaar heeft het Uwv het besluit van 4 februari 2009 herroepen bij besluit op bezwaar van 27 november 2009 (bestreden besluit) omdat appellante, op grond van nader verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, op 28 oktober 2007 minder dan 25% arbeidsongeschikt is te achten. Tevens heeft het Uwv hierbij de Wajong-uitkering van appellante (met inachtneming van een uitlooptermijn) met ingang van 1 januari 2010 ingetrokken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het herzieningsbesluit kan worden aangemerkt als een besluit in het kader van de heroverweging van het besluit van 4 februari 2009 en dat het bezwaarschrift niet is gebruikt om een verslechtering van de positie van appellante te bereiken die zonder bezwaarschriftprocedure niet mogelijk zou zijn geweest. Inhoudelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de gewijzigde verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige grondslag kunnen standhouden, evenals de intrekking van de uitkering per 1 januari 2010. Hierdoor is de rechtbank niet toegekomen aan de vraag of sprake is van een bijzonder geval. Wel heeft het Uwv naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig gehandeld omdat appellante niet in de gelegenheid is gesteld om tijdens een nadere hoorzitting op de voorgenomen grondslagwijziging te reageren. De rechtbank heeft om deze reden het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar daarbij bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Voorts heeft zij beslissingen genomen over vergoeding van proceskosten en griffierecht.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat het Uwv buiten de grenzen van het geschil is getreden. Haar bezwaar richtte zich uiteindelijk alleen nog tegen de weigering om een bijzonder geval te aanvaarden en met name de weigering om haar uitkering te laten ingaan per 1 september 2006, zijnde de datum waarop zij haar werkzaamheden als muziekdocente heeft beëindigd. Appellante meent dat de intrekking van haar uitkering bij een nieuw primair besluit had moeten gebeuren.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat appellante bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit tot toekenning van een Wajong-uitkering per 28 oktober 2007. Aanvankelijk betroffen de bezwaargronden de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid tot 18 november 2008 - op welke datum het Uwv de uitkering verhoogde naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% - en de ingangsdatum van de uitkering. Naar aanleiding van deze bezwaargronden is het Uwv overgegaan tot een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid die ertoe heeft geleid dat de uitkering is ingetrokken per 1 januari 2010. Gelet op het tijdsverloop van twee jaar en ruim twee maanden na 28 oktober 2007, oordeelt de Raad dat de intrekking van de uitkering niet valt binnen de grondslag en reikwijdte van het besluit van 4 februari 2009. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat de intrekking berust op een sterk gewijzigde verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige grondslag en eerst per 1 januari 2010 kon worden geëffectueerd.
4.2. De Raad verbindt hieraan de conclusie dat de intrekking per 1 januari 2010 niet kan worden gezien als een besluit op bezwaar, maar moet worden gezien als een primair besluit, waartegen eerst een bezwaarschrift had moeten worden ingediend bij het Uwv. Dit houdt in dat de rechtbank ten onrechte een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over dit besluit. Aangezien dit besluit naar het oordeel van de Raad nadere behandeling door het Uwv behoeft, zal de Raad het beroepschrift met overeenkomstige toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorzenden aan het Uwv ter behandeling als bezwaarschrift. De Raad ziet hierin aanleiding de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten, dat wil zeggen voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven, te vernietigen.
5. De Raad acht in verband met hetgeen is overwogen onder 4.2 termen aanwezig om het Uwv op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellante voor de in beroep en in hoger beroep verleende rechtsbijstand tot een bedrag van in totaal € 1.748,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.748,-, te betalen door het Uwv;
Bepaalt dat het Uwv aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 152,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter, en J.P.M. Zeijen en R.C. Stam als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2012.
(get.) J. Brand.
(get.) I.J. Penning.
IvR