ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7689
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vaststelling van de WAO-uitkering en de berekening van het maatmaninkomen
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 juni 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) betwistte. Appellant was van mening dat de door de werkgever betaalde premies voor pensioen en hiaatverzekeringen bij de berekening van zijn maatmaninkomen betrokken moesten worden. Het Uwv had eerder vastgesteld dat de uitkering over de periode van 1 januari 2006 tot 1 januari 2007 werd uitbetaald naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Na bezwaar van appellant werd deze mate verhoogd naar 65 tot 80%. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant niet kon accepteren.
Tijdens de zitting op 27 april 2011 heeft appellant zijn standpunt herhaald, waarbij hij ook een pensioenreglement ter onderbouwing heeft ingebracht. Het Uwv heeft verweer gevoerd en een rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige gepresenteerd, waarin werd geconcludeerd dat appellant aannemelijk had gemaakt dat de premies door de werkgever werden betaald. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv de ondernemersaftrek terecht buiten beschouwing heeft gelaten bij de berekening van de winst uit onderneming, zoals gedefinieerd in de WAZ. De Raad bevestigde dat het Uwv de fiscale winst vermeerderd met de ondernemersaftrek als uitgangspunt mocht nemen.
Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet kon slagen en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van de wetgeving omtrent arbeidsongeschiktheid en de criteria voor het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid in relatie tot de ondernemersaftrek.