ECLI:NL:CRVB:2010:BN9713
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Uwv verhaalt uitkeringslasten op overheidswerkgever in het kader van Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhaalsmogelijkheden van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op de overheidswerkgever. Het geschil betreft de uitleg van artikel 79 van de Werkloosheidswet (WW) in relatie tot de uitkeringslasten van een werknemer die werkloos is geworden. De appellant, het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv waarin de uitkeringslasten van de werknemer op hen werden verhaald. De rechtbank Arnhem had eerder geoordeeld dat het Uwv artikel 79 van de WW correct had uitgelegd, wat door de Centrale Raad werd bevestigd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de werknemer trad op 1 november 2007 in dienst bij de appellant, maar werd per 1 april 2008 ontslagen wegens ongeschiktheid. De werknemer vroeg een WW-uitkering aan, die door het Uwv werd toegekend. Het Uwv verhaalde vervolgens de uitkeringslasten op de appellant, wat leidde tot het bezwaar van de appellant. De Centrale Raad oordeelde dat de uitleg van het Uwv correct was, waarbij de lengte van de dienstbetrekking niet relevant was voor het verhaal van de uitkeringslasten. De Raad benadrukte dat de werkloosheid ontstaat uit de dienstbetrekking en dat de bepalingen van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) geen invloed hebben op de betekenis van artikel 79 van de WW.
De uitspraak bevestigt dat de zinsnede ‘dienstbetrekking uit hoofde waarvan de overheidswerknemer uitkering ontvangt’ moet worden begrepen als de dienstbetrekking waaruit de overheidswerknemer werkloos is geworden. De Centrale Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.