ECLI:NL:CRVB:2010:BK9851

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-7058 WSF-R + 06-123 WSF-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitspraak inzake schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 januari 2010 een rectificatie uitgesproken van zijn eerdere uitspraak van 30 oktober 2009, waarin geen beslissing was genomen over het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Betrokkene had de Raad op 9 november 2009 geïnformeerd dat hij van mening was dat deze beslissing ontbrak. De Raad heeft partijen de gelegenheid gegeven om schriftelijk te reageren op de voorgestelde rectificatie, maar zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

In de rectificatie stelt de Raad vast dat er een vergissing is gemaakt in de eerdere uitspraak, waardoor het verzoek om schadevergoeding niet was behandeld. De Raad concludeert dat de totale procedure minder dan vier jaar heeft geduurd, en dat de redelijke termijn niet is overschreden. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De rectificatie voegt een nieuwe overweging en beslissing toe aan de eerdere uitspraak, die nu ook op rechtspraak.nl zal worden gepubliceerd. De oorspronkelijke uitspraak zal van de website worden verwijderd, maar het LJ-nummer blijft gelijk aan dat van de oorspronkelijke uitspraak. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden, in aanwezigheid van griffier T.J. van der Torn.

Uitspraak

05/7058 WSF-R
06/123 WSF-R
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 30 oktober 2009, 05/7058 WSF en 06/123 WSF
Partijen:
1. de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, hierna: appellante,
2. [Betrokkene], wonende te [woonplaats] (Israël), hierna: betrokkene.
Datum uitspraak: 15 januari 2010
I. PROCESVERLOOP
Betrokkene heeft de Raad bij brief van 9 november 2009 meegedeeld van mening te zijn dat in de uitspraak van 30 oktober 2009 ten onrechte geen beslissing is gegeven over het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De Raad heeft daarin aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over een rectificatie van de uitspraak.
Partijen hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
II. OVERWEGINGEN
De Raad stelt vast dat in zijn uitspraak van 30 oktober 2009 ten gevolge van een vergissing geen beslissing is gegeven op het verzoek om vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. De uitspraak wordt gerectificeerd door daaraan de overweging en de beslissing toe te voegen als aangeven onder III.
Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl en de oorspronkelijke uitspraak zal daaruit worden verwijderd. Het LJ-nummer van de gerectificeerde uitspraak zal gelijk zijn aan dat van de oorspronkelijke uitspraak.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
rectificeert zijn uitspraak van 30 oktober 2009, 05/7058 WSF en 06/123 WSF, als volgt:
In rubriek “Overwegingen” wordt na overweging 10 toegevoegd:
“11. Naar aanleiding van het ter zitting gedane verzoek om schadevergoeding overweegt de Raad als volgt.
De Raad stelt vast dat vanaf de ontvangst door appellante op 25 januari 2005 van het bezwaarschrift van betrokkene tot de datum van de uitspraak van 30 oktober 2009 ruim vier jaren en negen maanden zijn verstreken. Dit is meer dan vier jaar.
De Raad stelt vast dat van een te lange behandelingsduur bij appellante geen sprake is.
Vanaf de ontvangst door de rechtbank op 8 april 2005 van het beroepschrift van betrokkene tot de datum van de uitspraak van de Raad van 30 oktober 2009 (de totale rechterlijke fase) zijn bijna vier jaren en zeven maanden verstreken.
Met verwijzing naar zijn uitspraak van 9 april 2009 (LJN BI2179) is de Raad van oordeel dat in dit geval een verlenging van de behandelingsduur in hoger beroep vanaf 16 maart 2007 tot en met de dag van ontvangst door de Raad van het arrest van het HvJ EG van 18 november 2008 in de zaak C-158/07 gerechtvaardigd is. Dit betreft een periode van een jaar en acht maanden.
Indien met deze periode rekening wordt gehouden, heeft de totale procedure minder dan vier jaar geduurd en de totale rechterlijke fase minder dan drie en een half jaar, zodat gelet op de uitspraken van de Raad van 12 november 2008 (LJN BG5163) en 26 januari 2009 (LJN BH1009) de redelijke termijn niet is overschreden. Dit betekent dat het verzoek om schadevergoeding niet voor inwilliging in aanmerking komt.”
In de rubriek “Beslissing” wordt toegevoegd:
“Wijst het verzoek om schadevergoeding af.”
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2010.
(get.) G. van der Wiel
(get.) T.J. van der Torn
DK