ECLI:NL:CRVB:2009:BK5113
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- R. Kooper
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen bankrekening en overschrijding van het vrij te laten vermogen
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellant, die vanaf 25 januari 2004 bijstand ontving. Naar aanleiding van een melding van de Belastingdienst heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem een onderzoek ingesteld naar de bankrekeningen van appellant. Dit onderzoek onthulde dat appellant op het moment van aanvang van de bijstand beschikte over een banktegoed van € 10.000,--, wat boven de voor hem geldende grens van het vrij te laten vermogen lag.
Op 26 april 2006 heeft het College besloten de bijstand van appellant over de periode van 25 januari 2004 tot en met 19 november 2004 in te trekken en de kosten van de verleende bijstand tot een bedrag van € 4.935,-- terug te vorderen. Dit besluit werd genomen omdat appellant verzuimd had het College te informeren over zijn vermogen, wat in strijd was met de wettelijke inlichtingenverplichting. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd op 21 november 2006 ongegrond verklaard.
Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die het beroep tegen het besluit van 21 november 2006 ongegrond had verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat het saldo op zijn bankrekening bestemd was voor zijn studerende dochter. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de bestemming van het banksaldo niet relevant was, aangezien vaststond dat appellant de beschikking had over het saldo. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.