ECLI:NL:CRVB:2008:BG1564

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-7026 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mededeling aan werkgever over gevolgen eigenrisicodragerschap na toekenning WAO-uitkering aan werknemer als besluit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Assen van 23 november 2006. De rechtbank had het beroep gegrond verklaard tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 23 augustus 2006, waarin de bezwaren van appellante tegen een eerdere brief van 5 oktober 2005 ongegrond werden verklaard. Deze brief hield in dat appellante als eigen risicodrager met ingang van 15 december 2004 de arbeidsongeschiktheidsuitkering van haar (ex)-werknemer diende te betalen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank niet aan een inhoudelijk oordeel over het besluit van 23 augustus 2006 is toegekomen en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. De Raad oordeelt dat de brief van 5 oktober 2005 wel degelijk een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de rechtbank dit ten onrechte niet heeft erkend. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 322,- en bepaalt dat het Uwv het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 422,- aan appellante vergoedt. De uitspraak is gedaan op 17 oktober 2008.

Uitspraak

06/7026 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante]., gevestigd te [vestiginsplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 23 november 2006, 06/1051 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. van der Wal, advocaat te Drachten, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op
5 september 2008, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidend beroep is gericht tegen het besluit van 23 augustus 2006, waarbij het Uwv de bezwaren van appellante tegen de brief van 5 oktober 2005 ongegrond heeft verklaard. Deze brief hield in dat appellante als eigen risicodrager met ingang van 15 december 2004 de arbeidsongeschiktheidsuitkering van haar (ex)-werknemer dient te betalen.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak is het tegen het besluit van 23 augustus 2006 ingestelde beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft dat besluit vernietigd, het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en aanvullende beslissingen gegeven over de vergoeding van proceskosten en het griffierecht.
2.2. Daartoe heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat de brief van
5 oktober 2005 geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is. De brief is slechts informatief van aard over direct uit de wet voortvloeiende gevolgen van het eigen risicodragerschap na de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan een (ex)-werknemer van appellante. Naast het door appellante afzonderlijk aan te vechten besluit op grond van artikel 75a, vierde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, mist de brief zelfstandige betekenis, aldus de rechtbank.
3.1. Het hoger beroep slaagt.
3.2. De Raad verwijst kortheidshalve naar zijn uitspraak van 10 oktober 2006,
LJN: AZ0127 over het besluitkarakter van een mededeling aan de werkgever over de gevolgen van het eigenrisicodragerschap na toekenning van een WAO-uitkering aan de (ex)-werknemer.
4. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven. Omdat de rechtbank niet aan een inhoudelijk oordeel over het besluit van 23 augustus 2006 is toegekomen, zal de Raad de zaak ter verdere behandeling terugwijzen naar de rechtbank, zoals door appellante verzocht.
5. De Raad acht termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Wijst de zaak ter verdere behandeling terug naar de rechtbank;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 322,-;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 422,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2008.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.C.A. Wit.
RB