ECLI:NL:CRVB:2008:BD1889
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake continuering studiefinanciering en schending van het vertrouwensbeginsel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de weigering van de IB-Groep om de toekenning van studiefinanciering aan appellant na 31 augustus 2006 te prolongeren, werd gehandhaafd. Appellant, geboren op 10 juli 1975, had eerder studiefinanciering ontvangen voor zijn opleiding aan de Fontys Hogeschool Journalistiek te Tilburg. De IB-Groep had in een besluit van 7 oktober 2005 aangegeven dat de studiefinanciering niet zou worden voortgezet, wat appellant aanvocht op basis van het vertrouwensbeginsel. Hij stelde dat hij door de IB-Groep onterecht was geïnformeerd over zijn recht op studiefinanciering en dat hij erop mocht vertrouwen dat hij ook na de genoemde datum recht had op financiering.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet voldoende had aangetoond dat er concrete toezeggingen waren gedaan door de IB-Groep die hem in rechte te honoreren vertrouwen hadden gewekt. De Raad merkte op dat appellant niet kon specificeren met welke medewerkers hij had gesproken en welke informatie hij had ontvangen. De vermelding in de communicatie van de IB-Groep dat appellant nog 71 maanden recht had op studiefinanciering, werd door de Raad geïnterpreteerd als een verwijzing naar het resterende aantal maanden, zonder dat dit afdeed aan de wettelijke bepalingen van de Wet studiefinanciering 2000.
De Raad concludeerde dat er geen schending van het vertrouwensbeginsel was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werden geen proceskosten aan de IB-Groep opgelegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 16 mei 2008.