2.2. Bij haar uitspraak, waarin appellant is aangeduid als verweerder en betrokkene als eiseres, heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“Niet in geschil is dat eiseres van januari tot en met oktober 2006 studiefinanciering heeft ontvangen in de vorm van een basisbeurs en een OV-kaart. Evenmin is tussen partijen in geschil dat de bijtelling van het privégebruik van de auto dient te worden aangemerkt als loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Derhalve verschillen partijen niet van mening over het feit dat, indien met de bedoelde inkomsten rekening wordt gehouden, eiseres de bijdragevrije voet van € 10.527,57 in september 2006 heeft overschreden.
Aan de orde is de vraag of verweerder aanleiding had behoren te vinden om in afwijking van de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 3.17 van de Wsf 2000 af te zien van de vordering wegens meerinkomen op grond van schending van het vertrouwensbeginsel.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Met betrekking tot de stelling van eiseres dat zij is afgegaan op in 2006 gedane telefonische mededelingen van een medewerker van verweerder overweegt de rechtbank dat bij gebreke van enig bewijs van hetgeen tussen eiseres en de medewerker is besproken, niet valt na te gaan of sprake is van zodanig concrete en op de situatie van eiseres toegespitste toezeggingen dat geoordeeld zou moeten worden dat eiseres reeds aan dat telefoongesprek de gerechtvaardige verwachting heeft kunnen ontlenen dat de bijtelling vanwege het privégebruik van een leaseauto niet in aanmerking zou worden genomen voor het bepalen van het toetsingsinkomen. Nochtans acht de rechtbank gelet op de consistente verklaringen van eiseres voldoende aannemelijk dat in dat telefoongesprek van de zijde van verweerder is bevestigd dat voor de vaststelling van het toetsingsinkomen het nettoloon bepalend is. De rechtbank heeft bovendien kunnen vaststellen dat de website van verweerder in maart 2010 nog de volgende vermelding bevatte:
"Ook in 2005, 2006 en 2007 moest je je houden aan de bijverdiengrens. We keken toen nog niet naar je verzamelinkomen of belastbaar loon, maar naar je netto-inkomen."
Door eiseres is onweersproken gesteld dat ten tijde van belang en tot medio april 2009 het nettoloon op de website van verweerder als volgt werd gedefinieerd:
"Het nettoloon is het brutoloon waarvan belasting en sociale premies zijn afgetrokken. De werkgever houdt belasting en premies in op het brutoloon om deze vervolgens af te dragen aan de overheid. In tegenstelling tot het brutoloon is het nettoloon daarmee het bedrag dat de werknemer daadwerkelijk van de werkgever uitbetaald krijgt"
Eerst medio april 2009 is deze vermelding volgens eiseres aangepast en wordt het nettoloon gedefinieerd als:
"Het nettoloon is het fiscale loon verminderd met de loonheffing en de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. Dit nettoloon kan afwijken van de netto uitbetaalde bedragen ".
De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de juistheid van deze stelling te twijfelen.
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat de ten tijde van belang op de website van verweerder opgenomen informatie dusdanig concreet is, dat eiseres hieruit mocht afleiden dat met betrekking tot de bijverdiengrens slechts werd uitgegaan van het bedrag dat zij daadwerkelijk van haar werkgever uitbetaald kreeg.
Verweerder kan zich naar het oordeel van de rechtbank niet met vrucht beroepen op de zogenoemde disclaimer, waarin is vermeld dat geen rechten kunnen worden ontleend aan de informatie op de website. De bedoelde vermelding verschijnt namelijk eerst op het scherm nadat daarnaar gericht is gezocht. Eerst moet het item 'contactgegevens' worden aangeklikt, waarna het item 'disclaimer' zichtbaar wordt. De bezoeker van de website mag er naar het oordeel van de rechtbank - gelet op de concrete en gedetailleerde informatie die op de site is vermeld - in beginsel vanuit gaan dat hij op die informatie kan vertrouwen en zijn handelen daarop kan afstemmen, tenzij aanstonds duidelijk is dat dienaangaande een voorbehoud wordt gemaakt. Van dat laatste is in dit geval geen sprake.
De vermeldingen op de website van verweerder, in samenhang met de telefonische mededeling aan eiseres dat het nettoloon bepalend is voor het vaststellen van het meerinkomen, brengen de rechtbank tot het oordeel dat eiseres zich terecht heeft beroepen op schending van het vertrouwensbeginsel.”.