ECLI:NL:CRVB:2007:BB6382
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 augustus 2006, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw ongegrond werd verklaard. Het College had op 10 juli 2003 besloten om de gemaakte kosten van bijstand, die aan appellante waren verleend van 26 april 1999 tot en met 30 juni 2002, terug te vorderen. Dit bedrag bedroeg € 23.996,37. Na bezwaar van appellante werd dit bedrag op 17 januari 2006 herzien naar € 16.395,97. Appellante ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank, die het bezwaar ongegrond had verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 oktober 2007 uitspraak gedaan. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het College terecht tot terugvordering was overgegaan. De Raad stelde vast dat aan de voorwaarden voor terugvordering was voldaan, zoals beschreven in artikel 82a van de Algemene bijstandswet (Abw).
De Raad merkte op dat het College bij de berekening van het terug te vorderen bedrag ten onrechte het vrij te laten bescheiden vermogen op 1 april 2003 in mindering had gebracht op de kosten van verleende bijstand. Dit had echter geen negatieve gevolgen voor appellante, omdat het bedrag dat in mindering had moeten worden gebracht bij aanvang van de bijstandverlening lager was. De overige grieven van appellante werden als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd en werden door de Raad verworpen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.