ECLI:NL:CRVB:2002:AE5579
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.A.A.G. Vermeulen
- J.C.F. Talman
- A. Beuker-Tilstra
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ambtenarenrechtelijke geschil over bezoldiging en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellant, een ambtenaar, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank te Haarlem, waarin zijn beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek om doorbetaling van zijn bezoldiging tijdens ziekte en aanvulling van zijn invaliditeitspensioen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente [B.] ongegrond werd verklaard. Appellant had in 1988 verzocht om deze doorbetaling, maar zijn verzoek werd in 1997 afgewezen. Na bezwaar bleef deze afwijzing in stand, wat leidde tot de rechtszaak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 21 februari 2002, waarbij appellant in persoon verscheen en gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. drs. J.H.M. Wesseling en R. de Boer. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanleiding was om het verzoek van appellant om een getuige te horen te honoreren, omdat de relevante feiten al voldoende bekend waren op basis van de ingediende stukken.
De Raad heeft vervolgens de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, met bijzondere aandacht voor de vraag of er sprake was van abnormale of excessieve werkomstandigheden die tot de arbeidsongeschiktheid van appellant hebben geleid. Appellant heeft verschillende omstandigheden aangevoerd die volgens hem deze abnormale omstandigheden zouden aantonen, maar de Raad oordeelde dat deze niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was voor de stelling dat de werkomstandigheden van appellant abnormaal of excessief waren, en dat de afhandeling van zijn bezwaren niet tot een ander oordeel leidde.