ECLI:NL:CBB:2025:68
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling subsidie op nihil voor COVID-19 regeling door onderneming
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 februari 2025, zaaknummer 23/985, staat de vaststelling van de subsidie voor het vierde kwartaal van 2021 op nihil centraal. De minister van Economische Zaken had op 5 december 2022 besloten de subsidie voor de onderneming, die onder de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) valt, vast te stellen op € 0,- en het te veel betaalde voorschot van € 7.104,- terug te vorderen. De onderneming, die op 14 maart 2014 is ingeschreven in het handelsregister, had in juli 2021 de exploitatie van Restaurant [naam 4] overgenomen, maar de minister weigerde deze vestiging als startende onderneming te beschouwen. De onderneming stelde dat de minister ten onrechte geen rekening hield met de omzet van Restaurant [naam 4] in de referentieperiode, wat volgens hen zou leiden tot een onterecht lage subsidie.
Tijdens de zitting op 23 januari 2025 werd het standpunt van de onderneming verdedigd door [naam 2] en de gemachtigden van de minister. De minister stelde dat de onderneming niet als startende onderneming kan worden aangemerkt, omdat zij al sinds 2014 ingeschreven staat en dat de overname van Restaurant [naam 4] niet als voortzetting van een onderneming kan worden gezien, maar als uitbreiding. Het College oordeelde dat de minister terecht de omzet uit de aangifte omzetbelasting van de onderneming over Q4 van 2019 als referentieomzet had gebruikt en dat de subsidie op nihil kon worden vastgesteld, omdat het omzetverlies minder dan 20% bedroeg. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en er werd geen vergoeding van griffierecht of kosten toegewezen.