Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2025 op het hoger beroep van:
[naam 1] , te [woonplaats] ( [naam 1] )
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
15 oktober 2018 is afgerond met een uitgebreide waarschuwing en verweerder mocht daarna geen boete meer opleggen. Daarnaast is geen proces-verbaal opgemaakt van het contact tussen de toezichthouder en [naam 6] ; daardoor is niet duidelijk wat er is gezegd en wat de reactie is geweest van deze bedrijfsleider van eiseres. De bedrijfsleider had in staat moeten worden gesteld om de bevindingen te zien en daarop te reageren. Het voornemen is echter pas acht maanden later naar eiseres verzonden en daardoor kon zij niet meer deugdelijk verweer voeren.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
€ 2.500,- is verhoogd. Op 6 maart 2015 is [naam 1] namelijk eerder beboet voor eenzelfde overtreding en er zijn nog geen vijf jaar verlopen sinds die eerdere boete in rechte is komen vast te staan. Er is wat betreft de boete vanwege feit 3, anders dan [naam 1] veronderstelt, sprake van een eenmalige verhoging vanwege recidive en niet van meerdere elkaar opvolgende verhogingen. Als al sprake is van meerdere herhaalde overtredingen voert de minister, zoals hij in het verweerschrift heeft uiteengezet en wat daar ook van zij, ook overigens het beleid dat hij een boete van maximaal € 17.500,- oplegt inclusief verhoging wegens recidive. Die bovengrens is in dit geval nog (lang) niet bereikt.
€ 7.500,- gematigd met 10% tot een bedrag van € 6.750,-, omdat op het moment van de uitspraak van de rechtbank de redelijke termijn met bijna elf maanden was overschreden. [naam 1] heeft het oordeel hierover van de rechtbank niet bestreden.
Beslissing
mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.