ECLI:NL:CBB:2024:901
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit minister over subsidie vaste lasten COVID-19
In deze zaak heeft de vennootschap onder firma [naam 1] beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Economische Zaken, waarin de subsidie voor het vierde kwartaal van 2021 op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) is vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 4.121,62 is teruggevorderd. De minister verklaarde het bezwaar van de onderneming ongegrond. De onderneming betwistte de omzet die door de minister is vastgesteld voor de referentieperiode en de subsidieperiode, en voerde aan dat een deel van de omzet niet meegeteld had mogen worden.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat er voldoende informatie beschikbaar was. De onderneming stelde dat de omzet voor de referentieperiode € 49.769,- moest zijn in plaats van € 37.258,- en dat een deel van de omzet die in de subsidieperiode was gefactureerd, niet meegeteld had mogen worden. Het College oordeelde echter dat de minister terecht de abonnementsgelden die in de subsidieperiode zijn geïnd, heeft meegenomen in de berekening van de omzet.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van de onderneming kennelijk ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 december 2024, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.