ECLI:NL:CBB:2024:886
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- S.C. Stuldreher
- T. Pavićević
- C.C.W. Lange
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep mestboetes voor 2015 en 2016 met betrekking tot overtredingen van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft de maatschap [naam 1] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 juli 2021, waarin boetes zijn opgelegd wegens overtredingen van de Meststoffenwet in de jaren 2015 en 2016. De rechtbank had de boetes voor 2015 vastgesteld op € 110.907,50, na matiging vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De maatschap betwistte de bevindingen van de NVWA die leidden tot de boetes, met name de conclusie dat vijf mesttransporten niet hebben plaatsgevonden. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur had de boetes opgelegd op basis van een rapport van bevindingen dat stelde dat de maatschap de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat had overschreden. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de minister terecht de vijf mesttransporten buiten beschouwing had gelaten, omdat de maatschap onvoldoende bewijs had geleverd dat deze transporten daadwerkelijk hadden plaatsgevonden. Het College verklaarde het hoger beroep van de maatschap ongegrond en handhaafde de boetes voor 2015. Voor het jaar 2016 werd de boete verlaagd tot € 4.801,68, omdat de rechtbank een fout had gemaakt in de berekening van de boetes. Het College oordeelde dat de minister de boetes al had gematigd wegens overschrijding van de redelijke termijn en dat er geen verdere matiging nodig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 december 2024.