Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 december 2024 in de zaken tussen
Maatschap [naam] , te [plaats] (maatschap)
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) (de Staat)
Procesverloop
Overwegingen
3 september 2021 onvoldoende was gemotiveerd, is dit gebrek dus hersteld. Het College zal het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren, nu aannemelijk is dat de maatschap hierdoor niet is benadeeld. Hierbij merkt het College op dat de besluitvorming en brieven van de minister geen schoonheidsprijs verdienen en bij de maatschap tot verwarring konden leiden. Het is begrijpelijk dat de maatschap ook bezwaar heeft gemaakt tegen de brief van 14 maart 2023, omdat deze brief een rechtsmiddelclausule bevat. De beslissing op dit bezwaar staat echter niet ter beoordeling in deze procedure.
.De Europeesrechtelijke regels zijn hier maatgevend en niet het (nationale) Burgerlijk Wetboek waarop de maatschap zich beroept. De verjaringstermijn dient ter bevordering van de rechtszekerheid. Een handeling moet voldoende nauwkeurig de verrichtingen omschrijven waarop de verdenkingen van onregelmatigheden betrekking hebben om als een “onderzoekshandeling of daad van vervolging” in de zin van artikel 3, eerste lid, derde alinea, van Verordening 2988/95 te kunnen worden aangemerkt (zie het arrest van het Hof van Justitie van 11 juni 2015, Pfeifer & Langen, punt 42 (ECLI:EU:C:2015:381)). Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat wanneer de nationale autoriteiten een persoon een verslag overleggen waaruit blijkt dat er sprake is van een onregelmatigheid waartoe hij in samenhang met een specifieke verrichting zou hebben bijgedragen, en hem verzoeken om aanvullende informatie over die verrichting of hem in samenhang met die verrichting een sanctie opleggen, deze autoriteiten daarmee voldoende nauwkeurige handelingen tot onderzoek of vervolging van de onregelmatigheid verrichten in de zin van artikel 3, eerste lid, derde alinea, van Verordening 2988/95 (zie eerdergenoemd arrest Pfeifer & Langen, punt 42 en de daar aangehaalde rechtspraak, en de beschikking van het Hof van Justitie van 28 juni 2022, OF, punt 20 (ECLI:EU:C:2022:519)). Het College onderschrijft het standpunt van de minister dat hieraan is voldaan met de toezending van het boetebesluit van 6 september 2019 en het controlerapport. Niet is vereist dat de handeling vermeldt dat mogelijkerwijs een sanctie of een bijzondere administratieve maatregel zal worden opgelegd (zie Pfeifer & Langen, punt 43). Na de toezending van het controlerapport en het boetebesluit moest de maatschap er rekening mee houden dat de korting nog zou volgen. Bij het verhoor van één van de maten in mei 2018 heeft de toezichthouder hem te kennen gegeven dat hij ervan uitging dat in 2015 een overschrijding van de gebruiksnormen had plaatsgevonden, omdat de afvoer van vijf vrachten dierlijke mest van zijn bedrijf in 2015 niet daadwerkelijk had plaatsgevonden. De toezichthouder heeft meegedeeld dat hij enkele overtredingen had vastgesteld en dat hij een rapport ging opmaken.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 16 september 2020 gegrond wat betreft het jaar waarop de randvoorwaardenkorting ziet en vernietigt dit besluit in zoverre;
- herroept de beslissing randvoorwaardenkorting van 19 mei 2020 wat betreft het jaar waarop de randvoorwaardenkorting ziet;
- verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 3 september 2021 ongegrond;
- verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 11 juni 2021 (beslissing op bezwaar 1) niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 8 september 2023 (beslissing op bezwaar 2) gegrond en vernietigt dit besluit voor zover daarbij geen vergoeding voor de kosten van de hoorzitting is toegekend;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
Bijlage
1. Met het oog op de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen wordt een algemene regeling inzake homogene controles en administratieve maatregelen en sancties met betrekking tot onregelmatigheden ten aanzien van het Gemeenschapsrecht aangenomen.
1. De verjaringstermijn van de vervolging bedraagt vier jaar vanaf de datum waarop de in artikel 1, lid 1, bedoelde onregelmatigheid is begaan. De sectoriële regelingen kunnen echter een kortere termijn bepalen, die niet minder dan drie jaar mag bedragen.
Algemene wet bestuursrecht
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien: