Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] B.V., te [woonplaats] (onderneming)
de minister van Economische Zaken
Procesverloop
Beoordeling
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 december 2024 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken. De onderneming had een subsidieaanvraag ingediend op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022. De minister had deze aanvraag afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De onderneming stelde dat persoonlijke gezondheidsproblemen van de persoon die de aanvraag indiende, [naam 2], de reden waren voor de vertraging. De minister had het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard, waarna de onderneming beroep instelde.
Het College oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen. De aanvraagperiode voor de subsidie liep van 28 februari 2022 tot en met 31 maart 2022, en de onderneming had de aanvraag twaalf dagen te laat ingediend. Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer is om tijdig een aanvraag in te dienen, en dat de omstandigheden van [naam 2] niet voldoende waren om een uitzondering te maken op deze regel. Het College merkte op dat de minister geen grond had om af te wijken van de wettelijke termijn en dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel.
De onderneming had ook verzocht om schadevergoeding, maar dit verzoek werd afgewezen. Het College concludeerde dat de gevolgen van de te late aanvraag voor risico van de onderneming kwamen en dat er geen reden was om de afwijzing van de aanvraag te herzien. Het beroep werd ongegrond verklaard.